Vooroordeel #1: BORDSPELLEN ZIJN VOOR KINDEREN
“Suf hè, bordspellen?” Ja, voor kinderen zijn de meeste bordspellen behoorlijk suf. De Intertoys staat vol onnozele spelletjes over nepbaarden, kameleontongen of hoppende konijnen, die je als ouder alleen speelt om met je kind niet te hoeven knutselen. Meine Güte, waarom zou een volwassen man of vrouw zich hiermee bezig houden?
Nou, omdat bordspellen niet zo anders zijn dan computerspellen. De meeste zijn niet voor kinderen geschikt. Omdat ze zich afspelen in post-apocalyptische werelden, monsterlijke kerkers of wrede tijdperken. Omdat ze planning en concentratie vragen, die het gemiddelde kind nog niet bezit. Omdat ze frustrerend moeilijk kunnen zijn en de overwinning lang kan uitblijven. En je dan al snel vergeet dat het ‘maar een spelletje’ is.
Probeer bijvoorbeeld eens Pandemic Legacy, een spel dat zich als een Netflix-serie uitrolt. Over 12 maanden (12-24 speelsessies) vecht je tegen vier wereldwijde ziektes, verandert het plot (en het speelbord) en open je geheime doosjes met nieuwe spelonderdelen. Voor veel spelers de tofste speelervaring die ze tot nog toe hebben gehad.
Vooroordeel #2: BORDSPELLEN ZIJN TE INGEWIKKELD
Goed, maar zijn bordspellen niet te moeilijk dan? Laatst wilde een vriend je een nieuw spel uitleggen en begon het je na een paar regels al te duizelen. Nee, dan liever een computerspel dat je stap voor stap naar binnen zuigt. Of Scrabble of zo, dat je al kent.
Tuurlijk, er zijn ontzettend complexe spellen die veel speelervaring vragen. Gun de gevorderde speler ook zijn pretje. Maar daarvóór zit een heel scala aan spellen, van makkelijk tot uitdagend, die jouw tijd en aandacht waard zijn. Een gouden standaard in de bordspelwereld is het spel dat ‘easy to learn, hard to master’ is. Dat wil zeggen, een spel dat je makkelijk leert, maar niet makkelijk wint.
Een mooi voorbeeld is het kaartspel Hanamikoji, waarbij je probeert de meerderheid in verschillende kaartensets te behalen. Je kunt maar 4 zetten doen per ronde – en vaak moet je ook je tegenstander een kaart aanbieden. Dat maakt dat je je hele strategie door de ogen van je tegenstander moet bezien. Een kort, spannend en steeds weer anders verlopend spel.
En het gaat over geisha. Weer eens wat anders. Dat brengt ons meteen op het volgende punt.
Vooroordeel #3: BORDSPELLEN ZIJN VOOR NERDS
Post-apocalyps, kerkers, kaartensets: dat is meer iets voor nerds, toch? Van die sociaal onhandige mensen, die geen vrienden kunnen maken en zo?
Nee, nee, nee, bordspellen zijn juist sociaal. Anders dan bij computerspellen zijn je medespelers niet alleen fysiek aanwezig, maar ook een onderdeel van het spel. Je zult ze moeten doorgronden om het spel te kunnen winnen. Want hoe denken ze, waar azen ze op en wat houden ze achter de hand? Sinds ik ‘into’ bordspellen ben, zie ik mijn vrienden vaker, heb ik meer lol met ze en ken ik ze beter. Een avond met spellen is gewoon boeiender dan zonder. Als ik op andermans verjaardag in een saaie cirkel zit, denk ik wel eens, kunnen we geen spelletje doen?
Sociale spellen, van die party games en dergelijke, zijn sowieso een goed startpunt voor de nieuwe speler. Ook zonder spelervaring heb je vast al eens geoefend met overleggen, overtuigen, manipuleren, liegen en bluffen. Het schijnt bij onze diersoort te horen. Misschien ben je wel heel goed in The Resistance, een hidden identity game waarbij je een verzetsstrijder bent of een spion voor het keizerrijk. Je steunt missies of ondermijnt ze stiekem. Ondertussen houd je je medespelers in de gaten. Een beetje zoals Weerwolven dus, maar dan sneller en zonder dat je er onderweg uitgeknikkerd kunt worden.
Genoeg spelthema’s trouwens, die niets met nerds te maken hebben. Bij Azul leg je een Portugese tegelvloer, in Takenoko groei je bamboe, in Viticulture oogst je druiven en in Pie Town bak je taarten. Het is maar net waar je van houdt.
Vooroordeel #4: BORDSPELLEN GEVEN MINDER VOLDOENING
Laten we eerlijk zijn: een computerspel geeft toch veel meer voldoening? Je zit er middenin, je krijgt directe feedback op je acties, je verslaat monsters of vijandige legers en het eindigt met een eindstrijd.
Maar dan is het spel uit en kijk je er nooit meer naar terug. Je hebt nog geen DVD-hoesje om je eraan te herinneren. Je kunt het ook moeilijk nóg eens spelen. De bordspelverzamelaar, daarentegen, ziet zijn kast volgroeien met kloeke, kunstvolle dozen. Pakt een nieuwe uit. Drukt met liefde de verse spelonderdelen uit hun frames. Nodigt zijn vrienden uit. Harkt tijdens het spel houten, metalen, kartonnen of plastic grondstoffen bijeen. Ziet zijn aanvallen in miniaturen, punten, eenheden of karakterkrachten steeds beter worden. Juicht. Omhelst. Geeft een klap op de tafel. Drinkt er nog eens een biertje op. Zet het spel terug in de kast. And repeat. Want een goed spel kun je wel honderden keren spelen. Elke keer is die opbouw van productieketens of interplanetaire allianties weer een heel nieuw beestje. Soms speel je met twee spelers, soms met acht, soms zelfs in je eentje. De ene keer zit je vooral te lachen, de andere keer kraken je hersens. Maar altijd geeft zo’n spel je weer diepe voldoening.
Zoals bij Dominion, een ‘deck builder’ waarin ieder een eigen stapel kaarten opbouwt. Per beurt koop je met vijf van je kaarten nieuwe kaarten of voer je acties uit. Midden op tafel ligt een markt, waarop fijne kaarten liggen uitgestald. Koop je die gouden kaart? Of die ene met extra acties? Of ga je alvast voor de overwinningspunten? Bij Dominion krijg je een gevoel van gratis geld, dat je elke ronde weer mag uitgeven.
Nee, doe mij maar een bordspel. Sinds eBooks en Netflix heb ik toch maar ruimte in de kast.